Eenvoudige poëzietechnieken 3

Stel je in de plaats van een dier. Dat kan een huisdier zijn, of een dier dat onuitgenodigd in je omgeving woont. Bekijk de omgeving en eventueel de mens door de ogen van de kat, de hond, een muis, een spin of een mier… Laat het dier vertellen wat het ziet, hoort, voelt, ruikt, in een zestal regels.

Voorbeelden:

Red mij

Van vliegen is geen sprake.
Veel te krap, die kooi.
Ik hip wat heen en weer,
mijn vleugels in de plooi
en roep wanhopig: 'Red mij!
Bevrijd mij uit dit ding!'
Maar niemand komt in actie.
Ze denken dat ik zing. 

Cees Rutgers
Uit De lucht is van de vogels - Dichter nr. 23

Goudhaantje

Ik klein?
Hoe kom je daar nu bij? 
Ik ben precies groot genoeg.
Van top tot teen
vul ik mijn vacht van veren.
Jij bent toch ook niet 
groter dan je vel? 

Bette Westera
Uit De lucht is van de vogels - Dichter nr. 23

Heb je zin om de opdracht uit te voeren en wil je graag (mijn bescheiden) feed-back op het resultaat? Post je gedicht hieronder of mail het naar christinevandenhoveapestaartgmailpuntcom.

Leren van feedback

Het geven en ontvangen van feedback is een delicate aangelegenheid. Hoe geef je commentaar op een tekst zonder de schrijver te ontmoedigen? Hoe vermijd je dat de schrijver de commentaar als kritiek op zijn persoon opvat?

En aan de andere kant: Hoe lees ik de opmerkingen van de feedbackgever zonder me aangevallen te voelen?

Hier is een trucje om dat laatste te vermijden: ik observeer mijn reactie en doe daar iets nuttigs mee, in de tekst, niet daarbuiten.

Drie voorbeelden van feedback op een gedicht ‘in de maak’:

Commentaar: ‘Ik begrijp dit niet.’

Mijn spontane reactie is om meteen te gaan uitleggen. In plaats van dat te doen, vraag ik me af hoe ik dat, wat niet begrepen wordt, zou uitleggen. Vervolgens probeer ik de uitleg te integreren in de tekst/het gedicht. In dit geval is het gedicht een zkv (zeer kort verhaal). Dat vraagt een begin, een midden en een einde. Dat helpt verduidelijken.

Commentaar: ‘Het blijft allemaal wel heel erg aan de oppervlakte.’

Is het waar? Ja, in dit geval is het waar. En waarom is dat zo? Nu heb ik opnieuw de neiging om dat uit te gaan leggen. Niet doen… Er is een reden waarom het aan de oppervlakte blijft. De reden in dit verhaal/gedicht is dat de personages voor het eerst met elkaar aan tafel zitten. Die reden moet een plaats krijgen in de tekst/het gedicht.

Commentaar: ‘Er zit voor mijn gevoel veel meer dieps in dit tafereel, iets dat jouw eigen voorkeuren ontstijgt. Misschien als je het tafereel niet op jezelf zou betrekken, maar meer als een foto neerzet?’

Hmm… het proberen waard. Een heel interessante oefening, ontdek ik nu. Ik verander van perspectief en herschrijf de tekst/het gedicht in de derde persoon. Door dat te doen ga ik vanzelf stukken tekst schrappen of verplaatsen. En wat nu? Ik kan voor dit perspectief kiezen, of opnieuw naar het oorspronkelijke perspectief gaan, met de nieuwe wijzigingen. En kijk, alles is plots duidelijker.

Het resultaat van deze uitwisseling staat hier.

Met dank aan feedback-engel en schrijfmaatje Johanna V.

 

 

 

Perspectief (1)

Wie vertelt?

Ik denk dat ik dit het moeilijkste vind aan het schrijven van een verhaal: het perspectief. Op een of andere manier heb ik altijd de neiging om in de eerste persoon te schrijven. Niet alleen als ik min-of-meer-zelf-meegemaakte verhalen schrijf, ook als ik een verzonnen verhaal schrijf. Ik vind het gewoon prettig om in de huid van iemand anders te kruipen en door haar of zijn ogen naar de gebeurtenissen te kijken.

Maar soms bekruipt mij dan de onnozele gedachte dat ‘echte’ schrijvers zich als alwetende verteller opstellen en het verhaal vertellen alsof ze er zelf bij zijn, maar niet deelnemen aan de actie. Dan kom ik daar een mooi voorbeeld van tegen en moet ik even zuchten. Zoals in Puur van Andrew Miller. Een verhaal over een Normandische ingenieur die in 1785 in Parijs een eeuwenoude begraafplaats moet gaan verwijderen. De verteller beschrijft vooral het gedrag van de personages. Zelden heeft hij het over hun gevoelens of hun gedachten. En toch krijg je een inzicht in hun psychologie, al is dat inzicht vooral af te leiden uit hun handelingen en komt het daardoor trager dan wanneer de verteller heel goed schijnt te weten wat er zich in de hoofden van de personages afspeelt.

Dat is het geval in Madame Bovary van Gustave Flaubert. De verteller gaat hier zelfs erg ver in het beschrijven van de diepste gevoelens van zijn personages.
Zij wist niet of ze er nu spijt van had voor hem te zijn gezwicht of dat ze er juist naar verlangde zich nog meer aan hem te geven. Het vernederende gevoel zó zwak te zijn verkeerde in een wrok die werd verzoet door de wellust.
Het wordt bijna gênant. En toch heb ik dit boek met groeiende bewondering gelezen en begrijp ik nu waarom het een meesterwerk wordt genoemd.

Maar in Madame Bovary is er iets aan de hand met het perspectief. Het boek begint met de zin: ‘Wij zaten in de studiezaal toen de rector binnenkwam, gevolgd door een nieuwe in burgerkleren en door een conciërge die een grote lessenaar droeg.’ Hier is dus een ik-persoon aan het woord. Hij vertelt hoe er een nieuwe leerling in de klas komt en hoe die zich in het begin onhandig en zelfs onbehouwen gedraagt. Het woord ‘wij’ komt regelmatig voor. Op de volgende pagina’s schijnt de verteller erg veel te weten over Charles Bovary, de nieuwe student, over zijn thuissituatie en zijn voorgeschiedenis. Het wordt meteen heel boeiend en de lezer merkt niet eens dat de ik-persoon naar de achtergrond verdwijnt. De oorspronkelijke verteller kom verder nergens meer in het boek terug.

Ik vond dit heel vreemd en ik vroeg me af Gustave Flaubert dit expres zo gedaan heeft, of of dit gewoon zo geëvolueerd is in het verhaal. Zou hij daar dan later zelf niet over gepiekerd hebben? Hij heeft immers zes jaar aan dit boek geschreven. Maar wat er ook de reden voor moge zijn, ik vergeef het hem en iedereen zal het hem vergeven en het misschien zelfs juist als een interessante eigenaardigheid zien.

Een geruststellende eigenaardigheid zelfs. Want als het verhaal goed is, maakt het niet uit wie de verteller is. Voortaan maak ik me daar wat minder zorgen over.