Wie vertelt?
Ik denk dat ik dit het moeilijkste vind aan het schrijven van een verhaal: het perspectief. Op een of andere manier heb ik altijd de neiging om in de eerste persoon te schrijven. Niet alleen als ik min-of-meer-zelf-meegemaakte verhalen schrijf, ook als ik een verzonnen verhaal schrijf. Ik vind het gewoon prettig om in de huid van iemand anders te kruipen en door haar of zijn ogen naar de gebeurtenissen te kijken.
Maar soms bekruipt mij dan de onnozele gedachte dat ‘echte’ schrijvers zich als alwetende verteller opstellen en het verhaal vertellen alsof ze er zelf bij zijn, maar niet deelnemen aan de actie. Dan kom ik daar een mooi voorbeeld van tegen en moet ik even zuchten. Zoals in Puur van Andrew Miller. Een verhaal over een Normandische ingenieur die in 1785 in Parijs een eeuwenoude begraafplaats moet gaan verwijderen. De verteller beschrijft vooral het gedrag van de personages. Zelden heeft hij het over hun gevoelens of hun gedachten. En toch krijg je een inzicht in hun psychologie, al is dat inzicht vooral af te leiden uit hun handelingen en komt het daardoor trager dan wanneer de verteller heel goed schijnt te weten wat er zich in de hoofden van de personages afspeelt.
Dat is het geval in Madame Bovary van Gustave Flaubert. De verteller gaat hier zelfs erg ver in het beschrijven van de diepste gevoelens van zijn personages.
‘Zij wist niet of ze er nu spijt van had voor hem te zijn gezwicht of dat ze er juist naar verlangde zich nog meer aan hem te geven. Het vernederende gevoel zó zwak te zijn verkeerde in een wrok die werd verzoet door de wellust.’
Het wordt bijna gênant. En toch heb ik dit boek met groeiende bewondering gelezen en begrijp ik nu waarom het een meesterwerk wordt genoemd.
Maar in Madame Bovary is er iets aan de hand met het perspectief. Het boek begint met de zin: ‘Wij zaten in de studiezaal toen de rector binnenkwam, gevolgd door een nieuwe in burgerkleren en door een conciërge die een grote lessenaar droeg.’ Hier is dus een ik-persoon aan het woord. Hij vertelt hoe er een nieuwe leerling in de klas komt en hoe die zich in het begin onhandig en zelfs onbehouwen gedraagt. Het woord ‘wij’ komt regelmatig voor. Op de volgende pagina’s schijnt de verteller erg veel te weten over Charles Bovary, de nieuwe student, over zijn thuissituatie en zijn voorgeschiedenis. Het wordt meteen heel boeiend en de lezer merkt niet eens dat de ik-persoon naar de achtergrond verdwijnt. De oorspronkelijke verteller kom verder nergens meer in het boek terug.
Ik vond dit heel vreemd en ik vroeg me af Gustave Flaubert dit expres zo gedaan heeft, of of dit gewoon zo geëvolueerd is in het verhaal. Zou hij daar dan later zelf niet over gepiekerd hebben? Hij heeft immers zes jaar aan dit boek geschreven. Maar wat er ook de reden voor moge zijn, ik vergeef het hem en iedereen zal het hem vergeven en het misschien zelfs juist als een interessante eigenaardigheid zien.
Een geruststellende eigenaardigheid zelfs. Want als het verhaal goed is, maakt het niet uit wie de verteller is. Voortaan maak ik me daar wat minder zorgen over.