Jubelen

Ik vraag me wel eens af of ik als debutante op jongere leeftijd zo gelukkig zou zijn geweest als ik nu ben, tweeënzestigjarige. Misschien wèl, -de graad van gelukkig zijn is moeilijk te meten- maar toch heb ik het idee dat ik met ouder worden intenser gelukkig kan zijn, dat ik mijn geluk bewuster savoureer.

Word je met ouder worden vaardiger in de kunst van het gelukkig zijn? Of zet het naderen van de eindstreep aan om harder te gaan lopen, alles te geven? Allebei, denk ik. Bij mij toch.

Tweeënzestig is geen sexy getal, dat vind ik zelf. Maar ik wil het onder ogen zien. Dit is vandaag mijn getal en statistisch gezien heb ik een grote kans om vierentachtig te worden. En wie weet, leef ik nog een pak langer. Stel dat ik de vierentachtig haal, dan heb ik nog tweeëntwintig jaar, mijmer ik soms. En dan vraag ik me af wat ik met die tweeëntwintig jaar wil doen.

Het is verleidelijk om lijstjes te maken van wat ik nog wil realiseren. Natuurlijk wil ik graag nog een roman uitgeven, en daarna nog een… Maar veel meer dan dat, wil ik mij amuseren. Ik wil plezier beleven aan het schrijven en aan het schaven en afwerken. Net zoals ik gisteren plezier beleefde aan het musiceren, als tweeënzestigjarige, in een klasje met twee studiegenoten: een meisje van vijftig en eentje van twaalf.  Met een leraar die mijn kleinzoon zou kunnen zijn. En samen hebben we toch maar Zombie van The Cranberries gespeeld en ook Mad World.

Het getal is er, de rimpeltjes zijn er, mijn vingers worden wat stram en het kost moeite om sommige akkoorden te vormen. Mijn geheugen vertoont gaatjes. Maar mijn hart jubelt. Ja, jubelt. Blij, dat ik nog zoveel kan en nog zoveel zin heb.

En stel dat ik op een andere, eerdere plek in de statistieken terecht kom. Dan is het ook zo. Het is al mooi geweest. Dat mag op het prentje staan.