Groeien als schrijver

Onlangs publiceerde mijn zus Elisabeth een artikel op Medium over wat haar helpt om een betere schrijver te worden. Meteen ging ik daar ook over nadenken. En dit ging door me heen:

Er bestaat niet zoiets als een perfecte schrijver of een perfecte tekst. Geen enkel boek dat ooit gepubliceerd werd is perfect. Ik hoorde Marc Reynebeau ooit beweren dat er geen boeken zonder schrijffouten bestaan. Dat is dan nog maar één aspect van het schrijven want het gaat over veel meer dan spelling. Er is ook stijl, opbouw, geloofwaardigheid, enz. Als schrijver bereik je nooit de perfectie, nooit de eindstreep. En eigenlijk is dat heel geruststellend want dat betekent dat er geen aankomst is, alleen een lange, meestal kronkelige weg. En op die weg kun je stilstaan of vooruitgaan. 

Hoe kom je vooruit? Door veel te lezen en te schrijven, dat spreekt voor zichzelf. Hoe kom je in een versnelling? Door je bij te scholen. 

De afgelopen jaren ben ik op zoek gegaan naar schrijfopleidingen en dankzij de ‘bijzondere omstandigheden’ in het afgelopen jaar zijn er nu veel meer onlinecursussen te vinden. En omdat het aanbod groter wordt, lijken de prijzen redelijk te blijven. 

Omdat ik online geen algemene schrijfopleiding vond, ben ik specifieker gaan zoeken. Ik richtte me op poëzie omdat ik dacht dat als ik leerde om betere gedichten te schrijven, ik ook beter proza zou schrijven. Het is te vroeg om dat gewenste effect na te gaan, maar de poëzie heeft me te pakken en ik voel hoe ik stilaan groei in een veld waarvan ik dacht dat ik er nooit zou bloeien. 

Ik ben een laatbloeiende schrijver en nu ook een leerlingdichter. Ik ben een student in een poëzieklas èn ik ben zelf ook workshopbegeleider. De workshops die ik zelf, soms alleen, soms samen met Johanna Pas, organiseer zijn ontstaan uit een eerdere frustratie toen ik nog geen goede cursus had gevonden. Ze zijn laagdrempelig en gestoeld op het samen leren en ontdekken. 

Op die twee plekken, de cursus die ik volg en de workshops die ik geef, voel ik mij groeien. En daar word ik gelukkig van. 

PS Het poëzieworkshopseizoen van dit najaar loopt binnenkort af. Wie nog wil meedoen aan de laatste sessie op 25 juni 20 u, kan nog instappen. Het thema is ‘Poëzie over poëzie’. In het najaar plan ik drie sessies, o.a. over dichtvormen, vorm en interpunctie en onvermoede inspiratiebronnen. Geef een seintje als je interesse hebt. 

Elk leven laat zich vertellen

Tien boeken die me hielpen bij het schrijven van Colombe

Al mijn hele leven schrijf ik. In mijn kindertijd, mijn jeugd en mijn adolescentie waren dat vooral dagboeken, mijmeringen, pogingen tot gedichten. Later werden het korte verhalen; een roman leek me lange tijd onhaalbaar.

In 2012 verhuisde ik van Antwerpen naar een dorp in de Franse Pyreneeën. Ik zocht er rust en stilte om te schrijven. En ik kreeg ook meer tijd om te lezen.

Twee boeken hebben bij mij toen het verlangen gewekt om een langer verhaal te schrijven: The Stone Diaries van Carol Shields en Stoner van John Edward Williams. Ik zie net dat The Stone Diaries vertaald werd naar het Nederlands: De stenen dagboeken. Wie weet ga ik het opnieuw lezen. Want ik herinner me mijn verwondering over het feit dat de beschrijving van een schijnbaar gewoon leven van een vrouw in de twintigste eeuw zo interessant kon zijn, zo aantrekkelijk om te lezen. En dat kwam door de manier waarop het verhaal verteld werd, namelijk vanuit verschillende perspectieven, door verschillende personages in het leven van de hoofdpersoon.

Heel anders wordt het leven van Stoner door een derde persoon verteld, maar ook hier lezen we het verhaal van een schijnbaar banaal leven, dat juist door de manier waarop het verteld wordt, interessant wordt.

Deze boeken lieten mij zien dat een levensverhaal niet per se dramatisch of spectaculair moet zijn. De manier waarop het verteld wordt, maakt een leven al of niet interessant. Sterker nog, elk leven laat zich vertellen.

Het thema

Nadat ik voor mezelf had uitgemaakt dat ik over eenvoudige mensen wilde schrijven, dacht ik een tijdje na over een thema. En na het lezen van De overgave van Arthur Japin wist ik dat ik het over vergiffenis wilde hebben. In Japins boek is de acte van het vergeven, door een vrouw die de ergste dingen werden aangedaan, een heldendaad. Ik wilde in mijn verhaal de personages ook laten vergeven, maar in een meer gewone, misschien meer herkenbare context.

Perspectief

Van dezelfde schrijver las ik ook Een schitterend gebrek en Kolja. Die boeken namen mijn twijfels over het perspectief weg. Schrijven in de ik-persoon ligt mij. Het laat mij toe om door de ogen van het personage naar de gebeurtenissen te kijken. Door elk personage zijn of haar eigen versie van de geschiedenis te laten vertellen, kunnen we er bovendien niet omheen dat herinneringen voor iedereen anders zijn.

Taal

Het boek Nimmerthuis van Laird Hunt deed mij beseffen hoe belangrijk de taal van de verteller is. De woorden die hij of zij gebruikt, de manier waarop zinnen geconstrueerd worden, typeren het vertellende personage. In Nimmerthuis zorgt dit op de eerste pagina’s zelfs voor verwarring bij de lezer. Je gaat je afvragen of er iets misgegaan is bij de vertaling. Maar nee, het is de taal van een ongeschoolde boerin die de plaats van haar man inneemt in de Amerikaanse burgeroorlog, en dat merk je aan haar zinnen.

Historische context

Om in de sfeer van de negentiende eeuw te komen heb ik Madame Bovary van Flaubert, De geschiedenis van mijn leven van George Sand en de verhalenbundel La petite Roque van Guy de Maupassant gelezen. George Sand en ook de verhalen in La petite Roque kregen een rol in Colombe.

Daarnaast heeft De vlucht van Jesùs Carrasco een diepe indruk op mij gemaakt. Het gaat over een kleine jongen die zijn dorp ontvlucht en in een onherbergzaam gebied in Spanje probeert te overleven. Dit verhaal heeft mij beïnvloed tijdens het schrijven van het eerste deel, het verhaal van Michel.

Nadat ik de eerste versie van Colombe rond had, wees Isabelle van Ewijk, auteur van de trilogie Verpand, Verder en Verlost, mij op het boek Patience and Sarah van Isabel Miller, in 1980 vertaald naar het Nederlands met de titel Een eigen dak. Zij vond dat Colombe de sfeer van dit verhaal opriep. Dat vond ik een hele eer, want Patience and Sarah is een sfeervol en ontroerend verhaal, dat misschien wel een nieuwe vertaling en een herdruk waard is. Ook dit verhaal speelt zich af in de negentiende eeuw, maar dan in Amerika.

Zonder deze boeken was Colombe niet het boek geworden dat het nu is. Ik heb mijn personages tot leven kunnen brengen dank zij deze auteurs die me zoveel leerden. Tegelijk ben ik mijn eigen taal trouw gebleven, ik houd van eenvoudig en helder. Ik hoop dat ik via mijn stijl het thema van vergiffenis en zachtheid tot zijn recht heb kunnen laten komen.

 

 

Dit bericht staat ook op Hebban.

 

Onzekerheid als geschenk

Zoals elke zaterdag luisterde ik gisteren naar Interne Keuken op radio 1. Het ging over Susan Sontag, de ‘beroemdste Amerikaanse opiniemaker van de tweede helft van de twintigste eeuw, de meest glamoureuze intellectueel van haar tijd, het publieke geweten van Amerika, een fenomeen, een icoon…’ Kortom een persoon aan wie ik niet kan tippen, bij wie de drempel naar haar boeken en artikels erg hoog lijkt.

Toch heb ik lang geleden iets van haar gelezen, al weet ik niet meer wat het was. Dat geeft aan hoe ze in de jaren negentig doordrong in de westerse samenleving, tot in de handen van een Belgische jonge vrouw die nog alles te leren had.

Aan het woord was Benjamin Moser, haar biograaf. Hij heeft er zeven jaar over gedaan om het leven van Susan Sontag in kaart te brengen. Dat dwingt respect en bewondering af en is voor mij een reden om het boek te kopen.

Maar nog meer omwille van wat ik hem hoorde vertellen, ga ik het boek kopen. Hij had het onder andere over haar grote onzekerheid. Onzekerheid! Omdat ik zo weinig over haar wist, dacht ik dat ze alles had: schoonheid, intelligentie, en durf. Maar volgens Moser was ze ook erg onzeker. En, voegde hij daaraan toe, misschien was dat wel haar geluk. Want door die onzekerheid deed ze juist heel erg haar best. In feite, zei hij, was die onzekerheid een geschenk.

Een geschenk. Opeens kijk ik met andere ogen naar mijn eigen onzekerheid. Want ja, ik ben een onzeker mens. Tot ergernis van sommigen van mijn vrienden zelfs. En tot mijn eigen frustratie. Maar het klopt dat ik door die onzekerheid juist heel erg mijn best doe. En als Susan Sontag ondanks en zelfs dankzij haar onzekerheid tot zulke grootse dingen in staat was, dan heb ik alle redenen om mijn onzekerheid te omarmen en haar dankbaar te aanvaarden als een geschenk, en verder gewoon mijn best te blijven doen.

Het boek van Benjamin Moser is overal te koop, maar als je een kleine, aparte boekhandel wil steunen, koop het dan bij Kartonnen Dozen in Antwerpen.

images

 

Jaloezie als hulpmotor

Vandaag heb ik alle berichten op deze blog herlezen en dat ging snel want het zijn er maar een twintigtal. Het grappige is dat ik in een aantal berichten schrijf over mijn onzekerheid en over de vraag of ik ooit tot een boek zal komen. Ook op de pagina waarop ik mezelf (in 2015) voorstel is die onzekerheid terug te vinden.

En nu vier jaar later is dat boek er, het wordt binnenkort gedrukt en voorgesteld, en hopelijk ook door velen gelezen. Het is geen meesterwerk, het zal geen stof doen opwaaien, maar het is mijn kind, ik ben er blij mee en ik ben er fier op. Het is met veel minder faalangst geschreven dan het eerste (nog onuitgegeven) boek en het baant de weg naar meer.

Heel wat mensen hebben me aangemoedigd en geholpen met nalezen en corrigeren en ik kan ze niet genoeg danken daarvoor. Maar wat me ook geholpen heeft is… jaloezie.

Met al die klinkers erin, met die j aan het begin en die z er middenin vind ik jaloezie een mooi woord. Toch heeft het een negatieve reputatie. Is jaloezie dan helemaal verkeerd? Wat gebeurt er als je je jaloezie niet wegsteekt maar observeert?

Ik voel regelmatig jaloezie. Op mensen die iets moois presteren. Vooral als het kunstenaars zijn, schrijvers, bloggers, dichters en muzikanten, en vooral als die mensen jonger zijn dan ik. Ik voel een soort verlangen om hen te evenaren, maar ik word me dan pijnlijk bewust van mijn limieten.

Een paar jaar geleden was ik jaloers op een auteur die al verschillende boeken heeft geschreven over thema’s die mij ook nauw aan het hart liggen. Ze is niet alleen jonger dan ik, ze is ook erg mooi en ze heeft fans. Ook in haar persoonlijk leven leek het haar voor de wind te gaan. Ik zou er mijn dagboeken uit die tijd kunnen op naslaan, maar ik herinner me dat die afgunst aan mij knaagde, dat ik mij ervoor schaamde en dat ik er gericht begon over na te denken hoe ik van die jaloezie kon afkomen.

Het gemakkelijkste leek me haar te negeren, ogen en oren te sluiten als het over de schrijfster in kwestie ging, en me op iets of iemand anders te richten. Maar ik wist dat ik haar niet uit de weg kon gaan, dat ze vroeg of laat mijn pad zou kruisen als ik zelf ambitie had om te publiceren.

Er zat niets anders op dan mijn jaloezie onder ogen te zien. Ik besloot om contact met haar te zoeken. Waarom ik dat wilde doen was toen nog vaag, op een of andere manier wou ik mijn jaloezie ontleden, ze voor mezelf zichtbaar maken. Dat ik er uiteindelijk iets constructiefs mee kon doen, was toen nog niet aan de orde.

We waren eerder samen bij een project betrokken geweest en daardoor was het niet moeilijk om haar uit te nodigen op een kopje koffie. En wat bleek? Ze was niet alleen intelligent, belezen en mooi, ze was ook nog eens erg vriendelijk. We hadden een fijne babbel. Was mijn jaloezie als bij toverslag verdwenen? Neen. Maar we bleven contact houden en mijn afgunst verminderde stilaan. Ik leerde de schrijfster beter kennen, ik besefte dat schrijven voor haar net zo hard zwoegen was als voor mij en vooral dat zij net als ik een mens was met onzekerheden en zwakheden en dat niet alles haar voor de wind ging zoals ik gedacht had. Mijn jaloezie smolt, werd een plasje en verdampte tenslotte.

Vorige week hoorde ik op de radio een interview met de jonge gelauwerde dichteres, Charlotte Van den Broeck. Ze heeft nu ook een boek geschreven dat erg interessant lijkt. En opnieuw voel ik jaloezie. Want haar gedichten zijn wondermooi. En nu ook nog een boek, en ze is nog maar een twintiger!

Nee, ik ga geen contact met haar zoeken. Ik ga haar lezen. Ik ga haar aandachtig lezen en van haar leren. Van een twintiger.

Ik ga haar lezen zoals ik onlangs Flessenpost uit Reykjavik van Laura Broeckhuyzen heb gelezen: bij de eerste pagina’s voelde ik al jaloezie op haar mooie, originele, natuurlijk klinkende taal, maar ik kon mijn afgunst al snel omzetten in verhoogde aandacht, erop lettend wat ik van haar kon leren.

Iemand zei me ooit dat rivaliteit niet per se slecht is, het kan een stimulans zijn. Ook jaloezie kan een motor en een stimulans zijn. Als ze de enige drijfveer is, zal de ambitie snel verarmen, denk ik, maar als hulpmotor, en omgezet in nieuwsgierigheid en leergierigheid, kan jaloezie echter tellen. Daarom koester ik haar voortaan. Als ik haar nu voel, dan weet ik dat er iets te leren valt.

 

 

 

 

Halfweg de blovel

Een blog opstarten is een avontuur, een blovel beginnen is nog een graad spannender. In beide gevallen ga je als blogger een engagement aan met je lezers, maar er zijn een paar belangrijke verschillen.

Eindigheid

Een blog over schrijven, fotografie, filosofie, met gedichten, kortverhalen of recepten kan eindeloos doorlopen. Een blovel moet ergens stoppen. Ik vind het handig om het einde al minstens gedeeltelijk in mijn hoofd te hebben, zodat ik er naartoe kan schrijven. In Chris! lopen verschillende verhaallijnen door elkaar. Van één verhaallijn (2017, over LP) wist ik vanaf het begin hoe het zal eindigen, de andere verhaallijnen krijgen vorm in de loop van het schrijfproces.

Frequentie

De berichten op Chris! verschijnen om de andere dag. Dat is een vrij hoog tempo en dat was oorspronkelijk niet de bedoeling. Maar het verhaal drijft me op een of andere manier verder. Waarschijnlijk omdat ik het einde al in gedachten heb.

Ik weet ook niet of alle lezers deze frequentie fijn vinden? Anderzijds denk ik dat hoe langer de pauzes tussen de afleveringen zijn, hoe moeilijker het wordt om te volgen.

Van de hak op de tak

Om de verschillende verhaallijnen tegelijk te laten oplopen moet ik af en toe verspringen. Daarbij probeer ik de andere verhaallijnen altijd een beetje mee te nemen. Het is zoals een jaquard-breiwerk, je moet de draden in de verschillende kleuren de hele tijd mee inbreien.

Interactie

Via de WordPress-statistieken kan ik zien in welke mate elk bericht gelezen wordt. Ik zie het aantal bezoekers per land en het aantal views, maar – wees gerust – ik zie niet wie er precies leest. Een paar volgers laten weten dat ze het laatste bericht gelezen hebben, door op like te klikken, dat is altijd leuk. Ik merk de laatste tijd ook dat elk nieuw bericht de dag van de publicatie door een groot aantal volgers gelezen wordt. Dat vind ik een goed teken. De weinige commentaren die ik tot nu kreeg waren positief. Verder heb ik een beetje het raden naar het effect van de berichten. Toch is het schrijven van een blovel een minder eenzame bezigheid dan een roman in boekvorm schrijven. Zeker als je geen uitgever of een eindredacteur hebt die achter je veren zit.

Inbreng

Aangezien het om fictie gaat en het einde nog niet helemaal vast staat, kunnen lezers het verhaal beïnvloeden. Mogelijk moeten de lezers hier nog wat aan wennen? Toch is er tot vandaag minstens één wending het gevolg van een lezers-inbreng. Zo is Nicolas het verhaal binnengekomen nadat iemand opmerkte dat de personages bijna allemaal vrouwen waren.

Leerschool

Van alle schrijfvormen die ik al uitgeprobeerd heb, is dit misschien wel de meest dwingende en daardoor ook de meest leerzame formule. Het verhaal moet uitgeschreven worden, ik kan het niet maken om halverwege te stoppen. Er is geen eindredacteur die de helderheid en de overzichtelijkheid in de gaten houdt, dat moet ik zelf doen. Ik moet me voortdurend afvragen of de lezers nog wel kunnen volgen. Elke tekst lees ik minstens tien keer na, en laat ik nog eens nalezen door een schrijfvriendin (waarvoor mijn oneindige dankbaarheid, Johanna V.) vooraleer ik het bericht post.

Spannend

Het is ook het meest spannende wat ik ooit al heb gedaan. Ik heb het gevoel dat ik me om de andere dag voor de leeuwen gooi. Maar het grote voordeel is dat ik elke tekst nog kan aanpassen als dat nodig zou zijn.

Genre

Voor deze eerste blovel heb ik gekozen voor een licht verhaal en een eenvoudige verteltoon. Ik noem het chicklit+ (voor alle leeftijden, voor alle romantische oriëntaties, voor alle gendervarianten). Ik weet niet of de blovel-formule geschikt is voor een ernstiger genre.

Vragen?

Wie vragen, opmerkingen of suggesties heeft: graag!

Jouw roman als feuilleton? Blovel!

Het begon met Anker Tong. Hij of zij meldde zich aan als volger bij een van mijn blogs. Altijd leuk om nieuwe volgers te krijgen, maar Anker Tong viel wel erg op met zo’n naam. En dus deed ik wat WordPress aanraadt als je een nieuwe volger over de vloer krijgt: even gaan kijken waar die andere mee bezig is.

Onder de blogtitel staat eenvoudig: fictie. Ik begon te lezen en ontdekte dat ik me middenin een verhaal, zeg maar een lijvige roman, bevond. Mijn nieuwsgierigheid was gewekt en ik googelde de naam van de zogenaamde auteur. Een paar klikken later leerde ik het begrip ‘blovel’ kennen op de blog Salon Van Sysiphus van Tom Ronse.

Een blovel is een roman (novel) in een blog. Veel meer informatie dan het artikel van Tom Ronse vond ik niet. Toch moeten er meer Nederlandstalige blovels bestaan, maar waar zijn ze in blogland? Hoe vind je ze?

Het idee om zelf een roman als blovel op het publiek los te laten begon te kriebelen en liet me uiteindelijk niet meer los. Maar eerst wat achtergrond.

Madame Bovary als serie

Als we het vandaag over series hebben, denken we aan Netflix of aan vertrouwde zenders zoals VRT NU, waar het soms moeilijk kiezen is welke serie je eerst wil uitkijken. Veel mensen vinden het leuk als een verhaal over afleveringen gespreid wordt.

Dat had ook Dickens begrepen. Een aantal van zijn boeken startten als feuilleton in een door hemzelf opgericht tijdschrift. Toen het verhaal uiteindelijk als roman verscheen was het verder aangevuld, zodat de lezers het boek toch nog kochten om te weten hoe het verhaal eindigde. Pittig detail: als Dickens ergens ging voorlezen, bewerkte hij de tekst vooraf nog een keer.

Gustave Flaubert schreef zes jaar aan Madame Bovary. Deze roman over een ongelukkige en overspelige doktersvrouw verscheen als feuilleton in een Parijs weekblad en zorgde in die tijd voor heel wat schandaal. Maar toen de roman als boek op de markt kwam, werd het een bestseller.

Bij Couperus verliep het omgekeerd. Toen de belangstelling voor zijn talrijke romans afnam, begon hij feuilletons voor een Nederlands dagblad en een literair tijdschrift te schrijven.

Het idee om een verhaal in afleveringen te brengen is waarschijnlijk zo oud als de vertelkunst zelf. Dat er in deze tijd naar nieuwe publicatiewegen gezocht wordt is dan ook niet verwonderlijk

Typisch blovel

Wat dan wel verwonderlijk is: blovels zijn moeilijk op te sporen. Er moeten er nochtans heel wat zijn, er wordt immers meer dan ooit geschreven.

Hoewel er geen strikte regels voor het blovelen zijn, bestaan er toch criteria. Maar die moeten eerder als aanbevelingen gezien worden. De kunst is namelijk om het publiek geïnteresseerd te houden en de lezers niet teleur te stellen door bijvoorbeeld het verhaal te lang te laten aanslepen of door het voortijdig af te breken.

Er wordt aangeraden om twee of drie keer per week een aflevering te posten. De berichten kunnen best niet te lang zijn, ongeveer 500 woorden lijkt ideaal. De blovel mag niet te lang aanslepen, langer dan een jaar wordt afgeraden. Het verhaal ontwikkelt zich tijdens de looptijd van de blog en lezers kunnen commentaar geven of zelfs de verhaallijn beïnvloeden. Net zoals een roman moet er een begin, een conflict en een oplossing zijn. Als de blovel uiteindelijk als boek of blook verschijnt, kan de inhoud uitgebreider zijn dan de oorspronkelijke blogberichten.

Cliffhangers

Wil je je lezers na elk bericht laten uitkijken naar de volgende aflevering, dan moet elke tekst eindigen met een cliffhanger. Dat is misschien wel de grootste uitdaging voor de auteur, vooral omdat de berichten niet te lang mogen zijn want de weblezer is doorgaans gehaast. Blogberichten en dus ook blovels worden vaak tussendoor gelezen: tijdens het ontbijt, het werk, de lunch, onderweg, of ‘s avonds laat, en de spanning moet blijven hangen tot de volgende leesbeurt.

Leuk en minder leuk

Intussen weet ik het: blovelen is spannend. Er is de druk om twee à drie keer per week een aflevering te schrijven en het is ook elke keer weer afwachten of je gelezen wordt. En als je gelezen wordt, wie registreert zich als volger? Komt er commentaar? Zijn de reacties positief? Vinden de lezers het verhaal spannend genoeg?

Je bent als auteur zelf helemaal verantwoordelijk voor de opbouw van het lezerspubliek, en goed en spannend schrijven is niet de enige manier om lezers te werven. Naast het schrijven moet je kanalen zoeken om je blovel bekend te maken. Ook dat is een uitdaging.

Als autonoom auteur heb je ook geen uitgever en een eindredacteur naast jou. In het beste geval heb je een schrijfmaatje dat bereid is om elk bericht even na te lezen en te corrigeren. En dat is pure luxe, geloof me. Want net als bij een gedrukt boek, kunnen lezers genadeloos afhaken als je ondermaats schrijft of fouten maakt. 

Tag je blovel

Maar waar zitten nu al die anderen? Behalve Anker Tong en mijn eigen blovel (Chris!) ken ik er nog eentje: Gezultmaarzeszijn, een verfrissend project van Kathleen Verbiest dat in de zomer van 2016 aan alle criteria van de blovel beantwoordde zonder de vermelding ‘blovel’ in de titel of als tag.

Daarom een warme oproep aan iedere blogger die fictie schrijft en dus blovelt zonder het misschien te weten: vermeld het woord blovel ergens op je blog, zet het bij elk bericht in je tags. Laten we elkaar ontdekken en van elkaar leren.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Een gedicht als een vaas

Azertyfactor.be bestaat vijf jaar. Voor die gelegenheid werd een boek uitgegeven met vijfentwintig teksten van forumleden. De teksten werden geselecteerd door Vitalski uit de honderden teksten die eerder tip van de week geweest waren.

Mijn gedicht Het kapsalon werd gekozen. Een hele eer. En ik was ook erg blij met de keuze van dat gedicht, want ik ben pas een aantal jaren geleden begonnen met gedichten schrijven en als ik door mijn proza- en poëzieblog blader zie ik genoeg gedichten waar ik minder blij mee geweest zou zijn. Het is een leerproces dat nooit eindigt.

In de zomer van 2015 werd Het kapsalon getipt door Luuk Gruwez. Zijn commentaar maakte mij toen aan het huilen. En als ik hem nu herlees maakt hij mij nog steeds blij. Over wat er precies gebeurt in Het kapsalon blijft hij voorzichtig. Maar hij heeft in ieder geval door dat er iets anders dan een gewone knipbeurt aan de gang is. Of hij zich een voorstelling heeft kunnen maken van de scene die aanleiding gaf tot dit gedicht zal ik wellicht nooit weten. Indien dat wel het geval was, ben ik hem dankbaar omdat hij dit niet heeft vermeld.

Ook de commentaar van Vitalski maakt me blij. Wie zou niet overgelukkig zijn met een slotzin als: ‘Zonder meer een van de mooiste gedichten die ik ooit las.’ Hoe fijn is het om te lezen dat sommige woorden en regels waar ik lang over nagedacht heb door de lezer ook echt worden gesmaakt. En dat de euforie in het gedicht ingetogen beleefd moet worden was ook werkelijk de bedoeling. Dat dit overgekomen is, maakt mij gelukkig. Ik ben blij dat Vitalski van mijn gedicht heeft genoten, ook al ligt zijn interpretatie van het gebeuren dichtbij, maar toch iets verderaf van de door mij beschreven scène.

Luuk Gruwez en Vitalski zijn mannen. Zouden vrouwen sneller doorhebben waarover Het kapsalon gaat? Ik heb het getest met zussen en vriendinnen. Ze moeten het gedicht een paar keer herlezen en dan komt de ‘Aha!’.

Toen ik de commentaar van Vitalski onder ogen kreeg, werd ik heel even ongerust. Had ik explicieter moeten zijn? Maar nu weet ik het. Mijn gedicht is zoals de vaas van Rubin: je ziet een vaas of je ziet twee profielen. Eens je de profielen hebt gezien, zie je de vaas niet meer. Daarom hou ik van dit gedicht. Maar nog meer omwille van de herinnering aan die vrolijke zondagnamiddag met mijn kapster.

Wie ziet de vaas? Wie ziet de profielen? Laat me weten wat je denkt te zien in Het kapsalon, in een commentaar hieronder, of in een e-mail naar christinevandenhoveapestaartgmailpuntcom.

 

Vaas van Rubin

IMG_0025

Compositie

Onlangs hoorde ik een schrijver op de radio vertellen over zijn nieuwe roman die, in tegenstelling tot zijn vorige roman, niet zorgvuldig gecomponeerd was, maar het resultaat was van een flow. Ik ben de naam van de schrijver vergeten en ik weet ook niet zeker of hij het precies zo formuleerde, maar de gedachte bleef bij me hangen: je kunt een verhaal zorgvuldig componeren of je kunt het in één trek uit je pen laten vloeien.

Ik herinner me een paar boeken waarvan je duidelijk kan zien dat ze ‘zorgvuldig gecomponeerd’ werden. Zelf hou ik van eenvoudige melodietjes. Zoals Het vogelhuis van Eva Meijer. Ik kreeg het boek in mijn handen gestopt in boekhandel Kartonnen Dozen. ‘Dit is iets voor jou,’ zei Johanna. Ik las niet eens de achterflap, ik kocht het in blind vertrouwen. Die titel alleen al. En een boekhandel waar de boekhandelaar speciaal voor jou een boek opzij legt omdat ze weet dat je van dit boek gaat houden. Zo ken ik er maar een.

Ik las het boek in een paar dagen uit. Ik lees ’s avonds in bed en ik betrapte me erop dat ik overdag al uitkeek naar mijn leesuurtje. Dat was lang geleden.

De gefictionaliseerde (wat een lelijk woord is dat toch) biografie van Len Howard, een Engelse ornitholoog, die haar familie verliet en haar werk als orkestmuzikant liet staan om in een huisje op het platteland koolmezen te gaan bestuderen, is een klein en ontroerend verhaal. Klein zoals in kleinood. Eenvoudig en mooi.

Het verhaal wordt chronologisch verteld. Elk hoofdstuk maakt een nieuwe sprong in de tijd en daartussen staan telkens stukjes uit de observaties van Len Howard zelf. Ze geeft namen aan de koolmeesjes, beschrijft hun gedrag, hoe ze koppeltjes vormen, nesten bouwen en hun jongen grootbrengen, en hoe ze met haar communiceren. Eentje leert ze zelfs tellen.

Het afwisselen van het levensverhaal van Len Howard en haar eigen (bewerkte) observaties van vogels werkt hier uitstekend. Het maakt het verhaal licht zonder afbreuk te doen aan de dramatiek. Integendeel het versterkt nog de weemoed, want als lezer ga je helemaal begrijpen hoe die vrouw van die vogels hield en hoe ze daar op den duur wat wereldvreemd van werd.

Wat een zalig boek. Dank je, Johanna Pas van Kartonnen Dozen. En wat een prachtig voorbeeld van hoe eenvoudig juist heel mooi kan zijn.

Meer over koolmezen en vriendjes op Can Xatard.

20161213_104753

De geschiedenis van haar leven

Het overkomt me wel eens dat een boek me zo in de greep heeft dat ik het dringend wil uitlezen. Ik besef dan dat ik te snel lees en dat ik sommige passages niet genoeg tot me door laat dringen. En dan beloof ik mezelf dat ik het boek -als het uit is- opnieuw ga lezen. En dat ik notities ga maken.
Natuurlijk doe ik dat niet, want er ligt nog een hele stapel te wachten.

Dat gebeurde ook met De geschiedenis van mijn leven van George Sand (1804-1876). Het is een mooie uitgave met een leeslintje eraan en het zal het nog een tijdje op mijn schrijftafel blijven liggen, maar ik zal het niet meer herlezen.

Gelukkig heb ik meteen nadat ik het boek uithad toch opgeschreven wat ik wilde onthouden:

Dat bij Aurore Dupin, later George Sand, het schrijven niet vanzelf kwam. Het was geen sterke drang, eerder een vaag verlangen om iets kunstzinnigs te doen. Ze heeft het over zichzelf niet als schrijfster, maar als kunstenares. Toen ze een eigen inkomen wilde verwerven, kwam het schrijven niet eens op de eerste plaats. Eerst probeerde ze het met miniatuurtjes schilderen.

Dat haar voor verwarring zorgende pseudoniem beter bekend was -en nog is- dan de titels van haar boeken.

Dat het feit dat ze soms mannenkleren droeg meer bekend was dan de titels en de inhoud van haar boeken.

Idem met haar verhouding met Chopin. Het was dus in die tijd ook al zo dat wie je was en met wie je omging dikwijls meer voor bekendheid, publicatiekansen en verkoop zorgde dan het oeuvre zelf.

Dat ze erg veel hindernissen ondervond bij het schrijven: tegenkantingen van mannelijke tijdgenoten, schrijvers (o.a. Balzac) en uitgevers, persoonlijke beslommeringen, vechtscheiding enz.

Dat volgens de vertalers haar taal erg slordig was, en dat wijten ze aan het feit dat ze broodschrijver was en haar werk veel te haastig deed.

Toch heb ik erg genoten van het boek. Ze vertelt haar leven op een bijna gemoedelijke manier. Ze laat hier en daar expres gebeurtenissen weg, of blijft vaag en verontschuldigt zich daarvoor, waardoor ik als lezer juist nieuwsgierig word naar haar persoonlijkheid en naar haar werk.

Als ze in deze eeuw had geleefd, had ze vast een populaire blog.

georges_sand

portrait de George Sand par Félix Nadar © France 3

Perspectief (2)

Door schrijven jezelf kennen

Als ik op perspectief zit te broeden, ga ik meestal een tekst van de filosoof Peter Bieri nalezen. Het is een fragment uit een boekje met als titel Hoe willen wij leven? Het boekje is trouwens helemaal het lezen en herlezen waard.

Hier zijn een paar stukjes uit het hoofdstuk over zelfkennis:
Voor elke vertelling is een taalkundig en psychologisch verstrekkende, je zou ook kunnen zeggen, dramatische beslissing noodzakelijk: vertel ik van buitenaf, in de derde persoon, of laat ik de personages vanuit een ik-perspectief spreken? Het zijn heel verschillende dingen die ik in deze twee gevallen over mezelf kan leren.
Vertel ik van buitenaf, dan moet er besloten worden of de taal een taal puur van gedrag en handelen moet zijn of een taal die ook een innerlijke wereld laat zien. En mijn keuze zal me leren welke verhouding ik tot de personages en de sfeer van het verhaal heb en dat leert me weer veel over het thema zoals dit me innerlijk bezighoudt. Ook moet worden besloten op welk stijlniveau er wordt verteld: of het de rechtlijnige taal van de auteur moet zijn of een taal waarin, hoewel het een taal van de derde persoon is, in woordkeuze, melodie en ritme de innerlijke wereld, de stilistische individualiteit van de besproken personages doorklinkt.

Heel andere dingen leer ik, als ik in het begin voor een andere dramatische beslissing kies en de personages doorgrond door hen zelf te laten spreken. Dan moet ik hun woorden geven die voor hen kenmerkend zijn. Klinkt eenvoudig en is vreselijk moeilijk. En is ook weer een rijke bron van zelfkennis. Want nu moet ik planmatig en consequent bij mijn eigen idioom en mijn eigen melodie vandaan gaan, en een heel ander, vreemd ritme in. En juist in de ervaring van deze vreemdheid leer ik mijn eigen idioom pas echt als mijn heel eigen idioom beluisteren en kennen, een idioom dat als een spiegel is. Hier geldt het meest direct wat Frisch voor ogen stond: beseffen wie je niet bent door uit jezelf te stappen, in iemand die je niet bent.

Veel heb ik daar niet aan toe te voegen. Alleen dat Peter Bieri weet waarover hij spreekt, want onder het pseudoniem Pascal Mercier schreef hij o.a. de indrukwekkende roman Nachttrein naar Lissabon.