Elk leven laat zich vertellen

Tien boeken die me hielpen bij het schrijven van Colombe

Al mijn hele leven schrijf ik. In mijn kindertijd, mijn jeugd en mijn adolescentie waren dat vooral dagboeken, mijmeringen, pogingen tot gedichten. Later werden het korte verhalen; een roman leek me lange tijd onhaalbaar.

In 2012 verhuisde ik van Antwerpen naar een dorp in de Franse Pyreneeën. Ik zocht er rust en stilte om te schrijven. En ik kreeg ook meer tijd om te lezen.

Twee boeken hebben bij mij toen het verlangen gewekt om een langer verhaal te schrijven: The Stone Diaries van Carol Shields en Stoner van John Edward Williams. Ik zie net dat The Stone Diaries vertaald werd naar het Nederlands: De stenen dagboeken. Wie weet ga ik het opnieuw lezen. Want ik herinner me mijn verwondering over het feit dat de beschrijving van een schijnbaar gewoon leven van een vrouw in de twintigste eeuw zo interessant kon zijn, zo aantrekkelijk om te lezen. En dat kwam door de manier waarop het verhaal verteld werd, namelijk vanuit verschillende perspectieven, door verschillende personages in het leven van de hoofdpersoon.

Heel anders wordt het leven van Stoner door een derde persoon verteld, maar ook hier lezen we het verhaal van een schijnbaar banaal leven, dat juist door de manier waarop het verteld wordt, interessant wordt.

Deze boeken lieten mij zien dat een levensverhaal niet per se dramatisch of spectaculair moet zijn. De manier waarop het verteld wordt, maakt een leven al of niet interessant. Sterker nog, elk leven laat zich vertellen.

Het thema

Nadat ik voor mezelf had uitgemaakt dat ik over eenvoudige mensen wilde schrijven, dacht ik een tijdje na over een thema. En na het lezen van De overgave van Arthur Japin wist ik dat ik het over vergiffenis wilde hebben. In Japins boek is de acte van het vergeven, door een vrouw die de ergste dingen werden aangedaan, een heldendaad. Ik wilde in mijn verhaal de personages ook laten vergeven, maar in een meer gewone, misschien meer herkenbare context.

Perspectief

Van dezelfde schrijver las ik ook Een schitterend gebrek en Kolja. Die boeken namen mijn twijfels over het perspectief weg. Schrijven in de ik-persoon ligt mij. Het laat mij toe om door de ogen van het personage naar de gebeurtenissen te kijken. Door elk personage zijn of haar eigen versie van de geschiedenis te laten vertellen, kunnen we er bovendien niet omheen dat herinneringen voor iedereen anders zijn.

Taal

Het boek Nimmerthuis van Laird Hunt deed mij beseffen hoe belangrijk de taal van de verteller is. De woorden die hij of zij gebruikt, de manier waarop zinnen geconstrueerd worden, typeren het vertellende personage. In Nimmerthuis zorgt dit op de eerste pagina’s zelfs voor verwarring bij de lezer. Je gaat je afvragen of er iets misgegaan is bij de vertaling. Maar nee, het is de taal van een ongeschoolde boerin die de plaats van haar man inneemt in de Amerikaanse burgeroorlog, en dat merk je aan haar zinnen.

Historische context

Om in de sfeer van de negentiende eeuw te komen heb ik Madame Bovary van Flaubert, De geschiedenis van mijn leven van George Sand en de verhalenbundel La petite Roque van Guy de Maupassant gelezen. George Sand en ook de verhalen in La petite Roque kregen een rol in Colombe.

Daarnaast heeft De vlucht van Jesùs Carrasco een diepe indruk op mij gemaakt. Het gaat over een kleine jongen die zijn dorp ontvlucht en in een onherbergzaam gebied in Spanje probeert te overleven. Dit verhaal heeft mij beïnvloed tijdens het schrijven van het eerste deel, het verhaal van Michel.

Nadat ik de eerste versie van Colombe rond had, wees Isabelle van Ewijk, auteur van de trilogie Verpand, Verder en Verlost, mij op het boek Patience and Sarah van Isabel Miller, in 1980 vertaald naar het Nederlands met de titel Een eigen dak. Zij vond dat Colombe de sfeer van dit verhaal opriep. Dat vond ik een hele eer, want Patience and Sarah is een sfeervol en ontroerend verhaal, dat misschien wel een nieuwe vertaling en een herdruk waard is. Ook dit verhaal speelt zich af in de negentiende eeuw, maar dan in Amerika.

Zonder deze boeken was Colombe niet het boek geworden dat het nu is. Ik heb mijn personages tot leven kunnen brengen dank zij deze auteurs die me zoveel leerden. Tegelijk ben ik mijn eigen taal trouw gebleven, ik houd van eenvoudig en helder. Ik hoop dat ik via mijn stijl het thema van vergiffenis en zachtheid tot zijn recht heb kunnen laten komen.

 

 

Dit bericht staat ook op Hebban.

 

Jaloezie als hulpmotor

Vandaag heb ik alle berichten op deze blog herlezen en dat ging snel want het zijn er maar een twintigtal. Het grappige is dat ik in een aantal berichten schrijf over mijn onzekerheid en over de vraag of ik ooit tot een boek zal komen. Ook op de pagina waarop ik mezelf (in 2015) voorstel is die onzekerheid terug te vinden.

En nu vier jaar later is dat boek er, het wordt binnenkort gedrukt en voorgesteld, en hopelijk ook door velen gelezen. Het is geen meesterwerk, het zal geen stof doen opwaaien, maar het is mijn kind, ik ben er blij mee en ik ben er fier op. Het is met veel minder faalangst geschreven dan het eerste (nog onuitgegeven) boek en het baant de weg naar meer.

Heel wat mensen hebben me aangemoedigd en geholpen met nalezen en corrigeren en ik kan ze niet genoeg danken daarvoor. Maar wat me ook geholpen heeft is… jaloezie.

Met al die klinkers erin, met die j aan het begin en die z er middenin vind ik jaloezie een mooi woord. Toch heeft het een negatieve reputatie. Is jaloezie dan helemaal verkeerd? Wat gebeurt er als je je jaloezie niet wegsteekt maar observeert?

Ik voel regelmatig jaloezie. Op mensen die iets moois presteren. Vooral als het kunstenaars zijn, schrijvers, bloggers, dichters en muzikanten, en vooral als die mensen jonger zijn dan ik. Ik voel een soort verlangen om hen te evenaren, maar ik word me dan pijnlijk bewust van mijn limieten.

Een paar jaar geleden was ik jaloers op een auteur die al verschillende boeken heeft geschreven over thema’s die mij ook nauw aan het hart liggen. Ze is niet alleen jonger dan ik, ze is ook erg mooi en ze heeft fans. Ook in haar persoonlijk leven leek het haar voor de wind te gaan. Ik zou er mijn dagboeken uit die tijd kunnen op naslaan, maar ik herinner me dat die afgunst aan mij knaagde, dat ik mij ervoor schaamde en dat ik er gericht begon over na te denken hoe ik van die jaloezie kon afkomen.

Het gemakkelijkste leek me haar te negeren, ogen en oren te sluiten als het over de schrijfster in kwestie ging, en me op iets of iemand anders te richten. Maar ik wist dat ik haar niet uit de weg kon gaan, dat ze vroeg of laat mijn pad zou kruisen als ik zelf ambitie had om te publiceren.

Er zat niets anders op dan mijn jaloezie onder ogen te zien. Ik besloot om contact met haar te zoeken. Waarom ik dat wilde doen was toen nog vaag, op een of andere manier wou ik mijn jaloezie ontleden, ze voor mezelf zichtbaar maken. Dat ik er uiteindelijk iets constructiefs mee kon doen, was toen nog niet aan de orde.

We waren eerder samen bij een project betrokken geweest en daardoor was het niet moeilijk om haar uit te nodigen op een kopje koffie. En wat bleek? Ze was niet alleen intelligent, belezen en mooi, ze was ook nog eens erg vriendelijk. We hadden een fijne babbel. Was mijn jaloezie als bij toverslag verdwenen? Neen. Maar we bleven contact houden en mijn afgunst verminderde stilaan. Ik leerde de schrijfster beter kennen, ik besefte dat schrijven voor haar net zo hard zwoegen was als voor mij en vooral dat zij net als ik een mens was met onzekerheden en zwakheden en dat niet alles haar voor de wind ging zoals ik gedacht had. Mijn jaloezie smolt, werd een plasje en verdampte tenslotte.

Vorige week hoorde ik op de radio een interview met de jonge gelauwerde dichteres, Charlotte Van den Broeck. Ze heeft nu ook een boek geschreven dat erg interessant lijkt. En opnieuw voel ik jaloezie. Want haar gedichten zijn wondermooi. En nu ook nog een boek, en ze is nog maar een twintiger!

Nee, ik ga geen contact met haar zoeken. Ik ga haar lezen. Ik ga haar aandachtig lezen en van haar leren. Van een twintiger.

Ik ga haar lezen zoals ik onlangs Flessenpost uit Reykjavik van Laura Broeckhuyzen heb gelezen: bij de eerste pagina’s voelde ik al jaloezie op haar mooie, originele, natuurlijk klinkende taal, maar ik kon mijn afgunst al snel omzetten in verhoogde aandacht, erop lettend wat ik van haar kon leren.

Iemand zei me ooit dat rivaliteit niet per se slecht is, het kan een stimulans zijn. Ook jaloezie kan een motor en een stimulans zijn. Als ze de enige drijfveer is, zal de ambitie snel verarmen, denk ik, maar als hulpmotor, en omgezet in nieuwsgierigheid en leergierigheid, kan jaloezie echter tellen. Daarom koester ik haar voortaan. Als ik haar nu voel, dan weet ik dat er iets te leren valt.

 

 

 

 

Halfweg de blovel

Een blog opstarten is een avontuur, een blovel beginnen is nog een graad spannender. In beide gevallen ga je als blogger een engagement aan met je lezers, maar er zijn een paar belangrijke verschillen.

Eindigheid

Een blog over schrijven, fotografie, filosofie, met gedichten, kortverhalen of recepten kan eindeloos doorlopen. Een blovel moet ergens stoppen. Ik vind het handig om het einde al minstens gedeeltelijk in mijn hoofd te hebben, zodat ik er naartoe kan schrijven. In Chris! lopen verschillende verhaallijnen door elkaar. Van één verhaallijn (2017, over LP) wist ik vanaf het begin hoe het zal eindigen, de andere verhaallijnen krijgen vorm in de loop van het schrijfproces.

Frequentie

De berichten op Chris! verschijnen om de andere dag. Dat is een vrij hoog tempo en dat was oorspronkelijk niet de bedoeling. Maar het verhaal drijft me op een of andere manier verder. Waarschijnlijk omdat ik het einde al in gedachten heb.

Ik weet ook niet of alle lezers deze frequentie fijn vinden? Anderzijds denk ik dat hoe langer de pauzes tussen de afleveringen zijn, hoe moeilijker het wordt om te volgen.

Van de hak op de tak

Om de verschillende verhaallijnen tegelijk te laten oplopen moet ik af en toe verspringen. Daarbij probeer ik de andere verhaallijnen altijd een beetje mee te nemen. Het is zoals een jaquard-breiwerk, je moet de draden in de verschillende kleuren de hele tijd mee inbreien.

Interactie

Via de WordPress-statistieken kan ik zien in welke mate elk bericht gelezen wordt. Ik zie het aantal bezoekers per land en het aantal views, maar – wees gerust – ik zie niet wie er precies leest. Een paar volgers laten weten dat ze het laatste bericht gelezen hebben, door op like te klikken, dat is altijd leuk. Ik merk de laatste tijd ook dat elk nieuw bericht de dag van de publicatie door een groot aantal volgers gelezen wordt. Dat vind ik een goed teken. De weinige commentaren die ik tot nu kreeg waren positief. Verder heb ik een beetje het raden naar het effect van de berichten. Toch is het schrijven van een blovel een minder eenzame bezigheid dan een roman in boekvorm schrijven. Zeker als je geen uitgever of een eindredacteur hebt die achter je veren zit.

Inbreng

Aangezien het om fictie gaat en het einde nog niet helemaal vast staat, kunnen lezers het verhaal beïnvloeden. Mogelijk moeten de lezers hier nog wat aan wennen? Toch is er tot vandaag minstens één wending het gevolg van een lezers-inbreng. Zo is Nicolas het verhaal binnengekomen nadat iemand opmerkte dat de personages bijna allemaal vrouwen waren.

Leerschool

Van alle schrijfvormen die ik al uitgeprobeerd heb, is dit misschien wel de meest dwingende en daardoor ook de meest leerzame formule. Het verhaal moet uitgeschreven worden, ik kan het niet maken om halverwege te stoppen. Er is geen eindredacteur die de helderheid en de overzichtelijkheid in de gaten houdt, dat moet ik zelf doen. Ik moet me voortdurend afvragen of de lezers nog wel kunnen volgen. Elke tekst lees ik minstens tien keer na, en laat ik nog eens nalezen door een schrijfvriendin (waarvoor mijn oneindige dankbaarheid, Johanna V.) vooraleer ik het bericht post.

Spannend

Het is ook het meest spannende wat ik ooit al heb gedaan. Ik heb het gevoel dat ik me om de andere dag voor de leeuwen gooi. Maar het grote voordeel is dat ik elke tekst nog kan aanpassen als dat nodig zou zijn.

Genre

Voor deze eerste blovel heb ik gekozen voor een licht verhaal en een eenvoudige verteltoon. Ik noem het chicklit+ (voor alle leeftijden, voor alle romantische oriëntaties, voor alle gendervarianten). Ik weet niet of de blovel-formule geschikt is voor een ernstiger genre.

Vragen?

Wie vragen, opmerkingen of suggesties heeft: graag!

Schrijfpauze

Het overkomt de besten en het heeft een lelijke naam. Ik noem niet zo, ik noem het liever schrijfpauze. Of gewoon pauze. Iedereen en alles heeft wel eens een pauze nodig. Het is augustus. De courgetteplant heeft al kilo’s courgettes gegeven en neemt nu een pauze.

Het was geen blok. Het schrijven doofde langzaam uit en ik verzette me niet. Het lichaam vroeg aandacht, er was geen tijd en geen kracht voor verzet. Geen verzet, geen verdriet. Maar het wel merken, dat ze wegbleven, de woorden, de zinnen, de verhalen.

Diep in mijn hart wist ik dat er mij maar een ding te doen stond: aanvaarden. Zelfs niet wachten of hopen. Want wie verwacht, wordt per definitie teleurgesteld. Wie niets verwacht krijgt cadeaus.

Ik kreeg een cadeau in de vorm van een bericht dat een van mijn gedichten in een bundel wordt opgenomen. En hop, daar ging het kraantje weer open. Eerst druppelend, aarzelend en nu in een fijn straaltje. Het stroomt. Tot aan een volgende pauze.

 

Na de pauze

Na de pauze
Geeuwt de muze

Ze schudt
De woorden wakker

Zinnen strekken zich
Letters buigen

De pen vraagt inkt
Het blad verbleekt

En draait zich om

 

(meer poëzie en proza op christinevandenhove.wordpress.com)

Compositie

Onlangs hoorde ik een schrijver op de radio vertellen over zijn nieuwe roman die, in tegenstelling tot zijn vorige roman, niet zorgvuldig gecomponeerd was, maar het resultaat was van een flow. Ik ben de naam van de schrijver vergeten en ik weet ook niet zeker of hij het precies zo formuleerde, maar de gedachte bleef bij me hangen: je kunt een verhaal zorgvuldig componeren of je kunt het in één trek uit je pen laten vloeien.

Ik herinner me een paar boeken waarvan je duidelijk kan zien dat ze ‘zorgvuldig gecomponeerd’ werden. Zelf hou ik van eenvoudige melodietjes. Zoals Het vogelhuis van Eva Meijer. Ik kreeg het boek in mijn handen gestopt in boekhandel Kartonnen Dozen. ‘Dit is iets voor jou,’ zei Johanna. Ik las niet eens de achterflap, ik kocht het in blind vertrouwen. Die titel alleen al. En een boekhandel waar de boekhandelaar speciaal voor jou een boek opzij legt omdat ze weet dat je van dit boek gaat houden. Zo ken ik er maar een.

Ik las het boek in een paar dagen uit. Ik lees ’s avonds in bed en ik betrapte me erop dat ik overdag al uitkeek naar mijn leesuurtje. Dat was lang geleden.

De gefictionaliseerde (wat een lelijk woord is dat toch) biografie van Len Howard, een Engelse ornitholoog, die haar familie verliet en haar werk als orkestmuzikant liet staan om in een huisje op het platteland koolmezen te gaan bestuderen, is een klein en ontroerend verhaal. Klein zoals in kleinood. Eenvoudig en mooi.

Het verhaal wordt chronologisch verteld. Elk hoofdstuk maakt een nieuwe sprong in de tijd en daartussen staan telkens stukjes uit de observaties van Len Howard zelf. Ze geeft namen aan de koolmeesjes, beschrijft hun gedrag, hoe ze koppeltjes vormen, nesten bouwen en hun jongen grootbrengen, en hoe ze met haar communiceren. Eentje leert ze zelfs tellen.

Het afwisselen van het levensverhaal van Len Howard en haar eigen (bewerkte) observaties van vogels werkt hier uitstekend. Het maakt het verhaal licht zonder afbreuk te doen aan de dramatiek. Integendeel het versterkt nog de weemoed, want als lezer ga je helemaal begrijpen hoe die vrouw van die vogels hield en hoe ze daar op den duur wat wereldvreemd van werd.

Wat een zalig boek. Dank je, Johanna Pas van Kartonnen Dozen. En wat een prachtig voorbeeld van hoe eenvoudig juist heel mooi kan zijn.

Meer over koolmezen en vriendjes op Can Xatard.

20161213_104753

Pensez d’abord!

De mediatheek van Prades, een stadje op 20 km vanwaar ik woon, organiseert blijkbaar al jaren des atelier d’écriture, een tweewekelijkse schrijfcursus die over het hele academiejaar loopt. Gratis.
Vorige zaterdag ben ik naar de eerste les geweest en ik kan mijn geluk niet op. De lesgeefster, Hélène Legrais, heeft al zestien (meestal historische) romans op haar naam. Ze was vroeger journaliste bij radio France Inter en bij Europe 1. Nu is ze fulltime schrijfster en geeft ze schrijflessen en workshops in bibliotheken en aan de universiteit van Perpignan.

Ze praat rad Frans en biedt weinig gelegenheid om tussen te komen, maar wat ze vertelde beviel me meteen. Het is de bedoeling dat we zelf gaan schrijven, maar ze gaf ons in deze eerste les alvast een paar stevige adviezen:

Pensez d’abord! Wacht met schrijven tot je zeker weet wat je gaat doen. Laat het onderwerp waarover je wil schrijven een tijdje, een paar dagen, zelfs een paar weken door je gedachten fladderen.

Bedenk eerst de personages, geef ze gezichten. Behandel ze als bestaande personen. Vraag je af wat ze in bepaalde situaties zouden doen.

Neem eventueel notities maar wacht met het eigenlijke schrijven. Vertrouw erop dat wat van waarde is voor je verhaal blijft hangen in je gedachten.

Vraag je af wat je precies wilt vertellen en probeer dat samen te vatten in één zin.

Begin dan pas te schrijven en ga uit van je personages. Breng hen van bij het begin tot leven.

Probeer niets aan te tonen, maar laat de gebeurtenissen voor zich spreken.

Doe geen moeite om mooie zinnen te schrijven maar laat het verhaal uit je ingewanden (vos tripes) komen. Leg eerst een fond, de taal verfijnen komt later.

Als je over jezelf schrijft, schrijf dan in de derde persoon. Je leert jezelf op die manier veel beter kennen.

Volg de mode niet, maar doe wat jij wilt doen. Iedereen kan schrijven, het komt erop aan om je eigen toon te vinden.

Wow, dit is eigenlijk een mooie samenvatting van alles wat ik ooit in boeken over schrijven heb gelezen.

En nu aan de slag. De opdracht luidt: Schrijf een verhaal van een à twee pagina’s waarin de lezer (in dit geval de lesgeefster) je leefwereld leert kennen. Het moet een echt verhaal zijn, met een begin en een einde en met minstens één personage erin. Het thema herfst mag erin verwerkt zijn, maar moet niet.

Tip: begin met lijstjes aan te leggen van woorden die betrekking hebben op het thema en op het verhaal. Zoek naar verbindingen tussen die woorden.

Ik heb twee weken tijd. Het lijkt me haalbaar, deze opdracht. Behalve dat het in het Frans moet. Oh dear.