Hoe vul je een boek?

Het boek dat tegenwoordig bovenop de stapel op mijn nachttafeltje ligt is uitzonderlijk geen verhalenbundel en ook geen roman. Het heet Gardening Without Work en het is geschreven door Ruth Stout. Mevrouw Stout leefde van 1884 tot 1980 in de VS en schreef meerdere boeken over tuinieren en andere praktische aangelegenheden.

Ik lees het boek omdat ik zelf een tuin aanleg volgens haar methode, maar erg veel kom ik niet te weten. Mijn aandacht heeft zich tijdens het lezen stilaan verlegd van de praktijk van het tuinieren naar de manier waarop dit boek geschreven is.

Mevrouw Stout verklapt namelijk zelf dat alles wat ze te vertellen heeft samen te vatten is in 1500 woorden. Daar vul je geen boek mee. Maar er was vraag naar een boek, door haar aanhangers en door een uitgeverij die daar brood inzag.

Het gekke is dat ik best wel een beetje teleurgesteld ben omdat er zo weinig praktische tips instaan, maar dat ik haar dat meteen vergeef omdat ze zo grappig schrijft. Haar adviezen zijn bijzonder vaag: Plant en zaai maar zoals je het gewoon bent, who cares? Het enige waar ze op hamert is dat je er moet voor zorgen dat je tuin het hele jaar door bedekt is met een dikke laag mulch. Verder vertelt ze anekdotes over haar correspondentie met aanhangers en critici, en haar pogingen om fervente bloemenkwekers te overtuigen om naast bloemen ook groenten te kweken.

Het grappigste hoofdstuk gaat over haar ervaring als gastlerares in een opstartende tuinschool. Ze moest er acht weken na elkaar een halve dag les geven aan kinderen tussen zes en twaalf jaar oud. De tuin waarin ze de praktijk zouden leren was op voorhand gemulcht. In de eerste les leerde ze de kinderen zaaien en het zaaisel bedekken met krantenpapier en mulch. Het probleem was dat ze de volgende lessen geen leerstof meer had, want alles was verteld. Elke keer moest ze zich het hoofd breken over wat ze met die kinderen zou doen in de volgende les. In de voorlaatste les, de zevende week, konden ze gelukkig al zelfgekweekte radijsjes en slablaadjes eten. Daarna heeft ze zich nooit meer laten verleiden tot lesgeven.

Ook over haar workshops vertelt ze dat ze in tien minuten uitgepraat is en dat ze daarna de mensen maar wat vragen laat stellen, waarop ze dan even vaag en vrijblijvend antwoorden geeft.

Op youtube is een oud filmpje te vinden, waarin ze in dezelfde no-nonsense stijl haar verhaal doet. Je ziet haar onder andere aardappelen planten door ze nonchalant op de grond te gooien en te bedekken met hooi. Het is waarschijnlijk die herkenbare eigenzinnigheid van haar waarvoor ik val, want ze heeft mijn hart veroverd. Jammer dat ze er niet meer is, want ik zou haar zeker een brief schrijven. Ik zou zelfs haar tuin gaan bezoeken. Maar het enige wat ik kan doen is haar bijzetten in mijn heldinnengalerij en in haar geest mijn tuin en de rest van mijn leven inrichten.

a4c93a874ea60ebe608be3f7912f3457

Terugkoppelen

Ik loop al een tijdje te procrastineren (*) over een tekst over feedback. De reden waarom ik er maar niet aan begin, is dat er erg veel over te zeggen valt. Er zijn namelijk verschillende posities in het uitwisselen van feedback:
Het vragen
Het geven
Het ontvangen
Het verwerken.

Om het wat duidelijk te krijgen, en om over de drempel te geraken, deel ik het onderwerp op in die vier posities, te beginnen met het ‘vragen’.

Hoe kom je aan feedback?

Er zijn organisaties en individuen die manuscripten, kortverhalen en gedichten beoordelen tegen betaling. Die laat ik even buiten beschouwing. Ik heb er geen ervaring mee en ook geen budget voor.

De meest eenvoudige manier om zonder kosten aan feedback te geraken is het vragen aan mensen die je kent. (‘Spreek en uw mond gaat open,’ zei mijn grootmoeder.) Maar, je wilt het natuurlijk vragen aan iemand die kennis van zaken heeft. En wie kennis van schrijven heeft, proza of poëzie, is meestal ook druk bezig met het eigen werk. Ik voel dan ook altijd erg veel schroom om een gedicht of een kortverhaal naar een bevriende schrijver of dichter te sturen en naar commentaar te vragen. Toch heb ik die feedback nodig. Als ik lang aan een tekst of een gedicht heb gewerkt, voel ik dikwijls een soort onvrede waar ik moeilijk de vinger op kan leggen. Door iemand anders ernaar te laten kijken, komen meestal de zwakke punten van de tekst aan het licht.
Om het de lezer gemakkelijk te maken, geef ik zelf een paar vragen mee en zeg ik ook wat ik niet verwacht. Bijvoorbeeld:
Is mijn verhaal duidelijk?
Is mijn verhaal geloofwaardig?
Mis je ergens informatie?
Je hoeft nog geen taalredactie te doen, dat komt later.
Enz.

Vroeger had ik de neiging om meteen na het typen van de laatste zin van de eerste versie, mijn verhaal naar mijn zus of naar een vriendin te sturen. Nu probeer ik iets langer te wachten en zelf na te denken over de vragen die ik meegeef.

Teksten op een blog plaatsen is een andere manier om te peilen naar reacties. De vraag naar feedback wordt niet rechtstreeks gesteld, het werk wordt eenvoudig getoond. Maar als er al reacties zijn, zijn ze meestal erg kort, en meestal ook positief. De meeste lezers reageren niet. Ik probeer maar niet te denken dat ze niet reageren omdat ze het gewoon niet goed vinden, hoewel die kans bestaat. Mogelijk hebben mensen, geen tijd, geen zin of geen inspiratie om te reageren.

Je kunt ook teksten op een platform plaatsen. Op Azertyfactor.com kunnen lezers sterren toekennen aan een tekst, maar geen commentaar geven. Het puntensysteem lijkt op een of andere manier niet goed te werken, er worden weinig sterren uitgedeeld. Maar een keer per week wordt een tekst getipt en besproken door iemand uit het vak, en dan krijg je meestal (niet altijd) een degelijke bespreking.
Andere platforms zijn gedichten.nl en literairwerk.nl, waar de lezers wel commentaar kunnen geven, maar ik weet niet of ik daar nu zo naar verlang…

Het belangrijkste is natuurlijk dat je zelf tevreden bent over een gedicht of een verhaal. Maar juist als die tevredenheid er niet helemaal is, is het fijn om de visie van een schrijfmaatje te krijgen.

Hoe die dat doen en hoe ik het zelf probeer te leren, vertel ik in het vervolg op dit bericht.

(* Met dank aan Kathleen voor de geruststellende blogpost over procrastinatie.)