In 2014 heb ik mijn eerste en waarschijnlijk enige roman geschreven. Het was een gefictionaliseerde familiegeschiedenis die al lang klaar zat om geschreven te worden.
Ik had hetzelfde voor ogen als Harper Lee (zie vorig bericht): Ik hoopte dat het goed genoeg zou zijn om aanmoediging te krijgen. Die aanmoediging heb ik gekregen: van mijn proeflezers die zoals bij een loopwedstrijd aan de kant stonden te applaudisseren en van de enige uitgever van de zes naar wie ik mijn manuscript had gestuurd, die de moeite nam om mij in een e-mail uit te leggen waarom hij het boek niet wilde uitgeven. Hij vond het verhaal niet uitzonderlijk genoeg, maar hij was wel gecharmeerd door mijn stijl en hij nodigde me uit om mijn volgende manuscript zeker naar hem te sturen.
Dat het boek waarschijnlijk nooit gedrukt zal worden, vind ik niet eens erg. Ik was al blij met de positieve reacties van mijn vrienden en van die ene uitgever. Het schrijven van dat verhaal had trouwens meerdere functies dan de hoop op een eventuele uitgave.
Het was de eerste keer dat ik zo’n lang verhaal helemaal tot het einde uitschreef. Ik heb ervaren dat ik dat kan. Het schrijven heeft me geholpen om een deel van mijn familiegeschiedenis te begrijpen en te verwerken. En het heeft mijn herinneringen –zij het in licht gewijzigde vorm- vastgelegd.
Toen de roman helemaal uitgeschreven was en nadat ik hem naar een eerste uitgever had gestuurd, kreeg ik plots erg veel inspiratie en begon ik gedichten en kortverhalen te schrijven. Ik herinner me die periode nog levendig. Het was alsof er ergens een poortje was opengezet en de woorden, zinnen en dichtregels rolden naar me toe.
Daarom ben ik nog altijd blij met dat boek.
Maar het belangrijkste wat het schrijven van dat boek heeft gedaan was het overwinnen van mijn faalangst. Mijn faalangst was bijna fysiek. Elke keer als ik een nieuw hoofdstuk moest beginnen, werd ik misselijk. Ik kreeg mezelf niet in beweging. Het duurde soms drie of vier dagen eer ik aan mijn schrijftafel kon gaan zitten om aan dat nieuwe hoofdstuk te beginnen. Ik herinner me nog dat ik mijn zus Elisabeth in de VS een keer belde en dat ik via skype bij haar aan de ontbijttafel zat te huilen en dat ik zwoer dat ik nooit meer een roman zou schrijven.
Daar kan ik nu om lachen, maar toen was het bittere ernst. Ik voelde me ziek van angst.
Die angst ligt nog steeds op de loer. Maar ik laat hem niet meer zo dichtbij komen. Hij mag er zelfs zijn, want hij zorgt ervoor dat ik mijn teksten meer dan een keer nalees. Hij behoedt me in zekere mate voor fouten. Maar hij zal me nooit meer zo in de greep krijgen als tijdens het schrijven van ‘Gaspard en Justine’.
Dit is op Het geluk van de schrijver herblogd.
LikeLike
Pingback: Uit ‘Gaspard en Justine’ | Christine Van den Hove
Ik geloof in jouw boek. Vroeg of laat ligt het in de winkel… Misschien ondergaat het nog een of zelfs meerdere transformaties. (Je moet echt die memoire van Gail Godwin lezen…) Niet opgeven, en niet denken dat er geen tweede komt. Wat een idee!
LikeLike
Vier jaar later: Ik herlees nu dit bericht en jouw reactie. En het tweede boek is er gekomen en verschijnt zelfs binnenkort. Mede dankzij jou, lieve zus. En het eerste… dat ga ik herlezen en wie weet.
LikeLike
Doet me plezier!
LikeLike